HANS-ULRICH TREICHEL - GEDICHTEN

In januari

Zachte geluiden
op bevroren grond.
We lopen door de
droge bossen, in
ademrijke gesprekken
verdiept. Aan de
randen van de hemel
zoemt de stroomkring
van de stad, in onze
verlangens circuleren
gesloten brieven.
Maar de verhalen
die we vertellen
nemen ons de woorden
niet af.



Tussenbalans

Geluk gehad en overleefd.
Niet meer met roken begonnen.
Met mijzelf in het reine wat
de tandarts betreft. De huur betaald,
de krant gelezen, waardig geleden
aan het leed van de wereld.

De diepste ellende, verveling,
bestendig gekruist met het hoogste
der valse gevoelens. Daarbij
twee kilo aangekomen, een academische
titel verworven en, als alle echte radicalen,
liefde tot de opera ontdekt.



Regels van het huis

Geen ongeluk verzwijgen
en ieder verhaal uitvertellen.
Doeken over de spiegels
hangen; de messen onder
de tafel. De uil troosten en
de vleermuis trancheren.
Nooit je woede verliezen, wat er
ook gebeurt. Iedereen binnenlaten,
wie er ook komt.



Tarantella

Met mijn bijl
versla ik de spin
over rode daken klim ik
kauw op stenen spuug sneeuw

Loodgras groeit
in mijn zakken ijzerkruid
in mijn schoen mooi er is
nog veel te doen



Op weg naar het leven

Zo kwam ik onder
de mensen, klap na klap
en schoksgewijs,
zo leerde ik van de knuppel houden,
de kruipversnelling en de
vrije val.

In menige goot
verzoop ik, in menig weekend
en greep naar de oneindigheid
en streek mijn hemden.

Zo vond ik
de weg naar het leven,
iedere morgen een ei, wil mij
nog één keer vergeven,
wie ik ook zij.



Vooruitgang in het chaosonderzoek

Doe maar geen moeite,
zeg gewoon ik tegen mij
of laat mij helemaal weg.
Hier weet immers niemand zo precies
waar de volgende begint.
Verspreid je,
maar blijf liggen.
Sluit de ogen
en luister niet.
Je moet voelen wat je voelt
als je niets voelt.
Of behoor jij soms ook
tot die mensen die bij ieder schot
beginnen te bloeden.
Plantaardige vetten adviseer ik,
en dierlijke intelligentie.
Maar alles met mate
en houd altijd het hoofd schuin.
De rest is heel gemakkelijk.



De vaders

Het eerst gaan de vaders
en laten ons de geur na van hun
leren zweetband, de gelige huid
van prothesen, grote zegelringen
aan donker geworden vingers.

Het eerst gaan de vaders
uit hun gewelddadige leven,
uit hun jachtige zaken
en laten ons hun gesteven hemden na
en de zoutkringen
op het hart.



Wat het was

Dat haar slaap zich
met de zijne vermengde
Dat haar angst zich
geheel in hem verloor

Dat hij haar ook
in de winter kuste
dat het in zijn armen
volgens haar nooit vroor

Dat zij haar vlees
niet tegen het zijne wreef:
dat was wat hem
naar een ander dreef



Liefde in november

En nu weg hier
uit mijn eigen bed.
Kan geen verhalen vertellen
en wil er geen horen. Niet eens
een mannelijke zucht
wijd ik aan je.
Terwijl je toch
een werkelijk zachte huid hebt
en zo veel zin in
een onecht
gevoel.



Inzicht

Nu is alles nog mogelijk.
We hebben elkaar vluchtig geraakt.
De rest: waarschijnlijk dodelijk.
De kunst: dat je verzaakt.

Misschien moet het hier maar bij blijven.
Een vleugje is bijna een kus.
Liefde is ook: niet beklijven.
Maar anders. En dus.



Als ik zou weggaan

En als ik zou weggaan
en me overgaf mijn schoenen
op de straatstenen zette mij
het hemd van het lijf scheurde mijn voeten
vastbond en mijn gezicht bedekte
en geen wind viel over
daken en erven geen nacht
doofde de verlichte tuinen
en als het stil zou blijven
altijd maar stil



De wolken

De wolken, zeg je,
de wind en de regen,
de stenen, zeg je,
de nacht en de dag

Als hij bestond,
de wind en de regen,
als ze bestonden,
de nacht en de stenen

Als jij bestond,
hielden wij allang van elkaar.



Over de toestand

Een vuile hemel,
al dagenlang geen wonder, alleen
lawaai op straat, heerlijke auto’s,
wie moet ik geloven, als het mijn tandarts
niet is, een menselijk wezen
moet dagbladen lezen,
ik bijt en sta verbaasd, jaren geleden
al loeide de wind om erbarming
en de schoorstenen sidderen
nog altijd van geluk.



Fotoalbum

Het kind op de schommel,
de jongen in zijn goede pak, de idioot
met huidproblemen, ontwikkeling
heet dat in de psychologie, op de achtergrond
een heer met dame, zij in een veel te
grijze jas, hij als altijd standvastig
aan de rand van de foto, geen idee van
harmonieleer, bikkelhard jurist,
ik zou me in de schitterendste
details kunnen verliezen, me spelend
tot huilen verleiden, een aardappelsalade
als die hier krijg ik niet meer zo gauw, jawel,
dat zijn de echte rampen,
als het wasgoed druppelt, als de stamppot
dampt, wanneer wellust de kop opsteekt,
vertel me dan niet dat jullie daarvan niets
hebben gemerkt, kijk in je hart,
vrees je kinderen: ooit
waren wij allemaal mensen,

God zij ons genadig.


      vertaling Wiel Kusters

      Met vriendelijke toestemming van © Suhrkamp Verlag, Frankfurt a.M.
______________________________
Hans-Ulrich Treichel (Versmold, Westfalen, 1952) debuteerde in 1979 met de bundel Ein Restposten Zukunft. Bekend werd hij vooral door zijn kleine roman Der Verlorene (1998), waarin hij vlucht van zijn ouders uit de ‘Ostgebiete’, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, en de zoektocht naar hun tijdens die chaotische vlucht verloren geraakte eerste kind als beklemmende en bepalende elementen van zijn kindertijd beschreef. 
De hier vertaalde gedichten zijn ontleend aan Gespräch unter Bäumen. Gesammelte Gedichte, mit einem Nachwort van Rainer Weiss. Frankfurt am Main: Suhrkamp, 2002.