D. HILLENIUS - GEDICHTEN




tournure à mineur

De pad van mijn lief
heeft een worm opgegeten
een worm van ver uit Itaalje.

De pad van mijn lief
heeft toen breedbeks gelachen
brede wratten bekrabd
breed in bad uit gaan zitten

De pad van mijn lief
met zijn breedgouden ogen…
Helaas: die worm uit Itaalje.


            ***


Kameleons zijn kleine leeuwtjes
met kleurverveling
hun lijf is mager met hoorntjes
van het takbelopen
hun tong is een verwende
inhaalvinger
hun handjes zijn grijphandjes
tot in hun staart en voeten
alleen hun ogen zijn spitse gokspelen
met arme vlinders


            ***

de vorm is een masker van verleiding

Het meisje kreunde als zij mij op afstand zag
haar armen als in kinderdans verwachting
haar jurk een los rood hemd over de schouders
naderde onwillig getrokken
mond wijd, ogen van aanstaande pijn
diep plezier greep mij om t midden
de brandklok luiden
kinderen strooien als vlokreeften in de groene wieren

zwaar gek is Maria, zei haar vader
nam haar bij de hand
en van mij weg


            ***

vergissing

Vergissing van de wind
brak een klein wak in de winter
op dit wachtwoord koerden de duiven
hun eigenwijze rhythme
dat midden in een zin eindigt
spreeuwen imiteerden vogels
die er nog niet konden zijn
er waren direct geuren
goed bewaard gebleven
in nu verloste ijsbloemen

de dooi eindigde midden in een zin
de wet vatte de draad weer op
die even was gevallen


            ***

overal dezelfde taal

ik dacht in de avond:
een constante vliegmachine
maar het waren honderden grote kevers
gonzend tussen de takken van dennen
nu hoorde ik het weer op klaarlichte dag
het was een lelijke grote man
in de smalle schaduw langs de rivier
heen en weer lopend
een kind wiegend in de armen, neuriënd


            ***

f’s rivier

de stroom
ik zit al dagen bij de stroom
te kijken of ik iets kan vangen
niet als een hengelaar
(ofschoon een goed idee
verbinding door een draad)
maar wachtend op een princiep
dat er moet zijn
ik heb erin gezwommen
slap mee laten slepen
ook s nachts ben ik gebleven
maar de kleine rivier
– heel fraai in maanlicht–
gaf geen antwoord
bleef stromen, stromen


            ***

moedervlek

Significant: een babyhaar
dat om een salamanderei
wordt aangesnoerd
maakt daarvan twee

de vlek die op mijn pols aanduidt
een gelijk broertje van me dat geen kansen kreeg
– de babyharen lus lag te ver van de evenaar –
zoals de Rijn per ongeluk nu bij Rotterdam de zee instroomt
in plaats van – wat toch aardig wezen zou – bij Socoa
de helften van Europa zouden anders zijn
niet staande tegenover, maar liggend op elkaar
pijn anders verdeeld, misschien plezier
de talen zouden anders lopen, andere talen zelfs
alles zou anders zijn, toch op ons lijken
als nu verdrukte tweelingen
de lus bijtijds verschuiven
en een complete andere wereld vinden
vanuit wat nu een vlek


Bovenstaande gedichten worden hier gepubliceerd met vriendelijke toestemming van © Uitgeverij G.A. van Oorschot, Amsterdam.
________________________
D. (Dick) Hillenius (Amsterdam 1927 – 1987) was als conservator reptielen en amfibieën verbonden aan het Zoölogisch Museum van de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast was hij publicist en dichter.
Zijn Verzamelde gedichten zijn verschenen bij Uitgeverij G.A. van Oorschot in een boekuitgave die nog steeds verkrijgbaar is.