ANNE-MARIE BEECKMAN - DE HEMEL & ANDERE VERHALEN

voorafgegaan door
laatste reis

met een collage van Pierre Rojanski

laatste reis
                                                   aan Pierre Peuchmaurd

Ik volg het spoor van afgebroken takken van de menseneter. Maar de lianen slaan niet in mijn gezicht. En de wind brengt me mijn bagage van as.

Ik wilde de boog van de aarde trouwen. Ik herinner mij een paard dat zich verveelde en ook de lege zadelholsters; bij ons afscheid stak hij zijn neus in de holte van mijn schouder.

Ik ga ervandoor in mijn groene wapenrusting. Alles hangt af van de tijd die verloopt. Ik verstop een nest in het marszeil.

                *

Ik doorkruis de jonge azoren. Ik zie dat het mooi weer is en dat de dijken leeg zijn. De top van de golven speelt spotvogeltje. De klippen sproeien vonken. Tegelijk met de bladeren vallen grote dode zwanen op de grond.

De woestijn zet zijn vlammende perenwijn rechtop. Als ik mij omdraai ontluistert de regen de walvissen.

Zoeloes staan in de weg. Ik verander van koers. Het stuur wil niet meebuigen. Er is alleen nog het beeld van ontwortelde bomen op mijn netvlies en kinderen die op asfaltstraten kauwen.

*

Daar beneden ligt een grasmat, tijd om croquet te spelen. Daar boven spat een waterval onophoudelijk uit elkaar. Een prins is aan het oxideren.

Wie gaat de winnaar van de wielerwedstrijd kussen? Op de kermis schiet ik op verloofde paartjes en hun smerige stenen pijpen.

Ik draag mijn geheugen als een monumentale tulband. Maar de himalaya dan! Ik vergat de himalaya! Ach! Het ijs dat mijn hart beknelt is puur.

*

Ik leg wat meer nadruk op het lidwoord van de dood. Waar gieren mij gehoorzamen.

Ik herinner mij een schip en het kermen in jouw rijk. Ik herinner mij een bed met verstrengelde benen. Ik maak me meester van gebieden waar water over water stroomt. De lucht wordt ijl en tibet wordt overspoeld door de Gimellestroom.

Ik voel me een oude vrouw, moet even gaan zitten op deze bank. De zee beroert zijn diepten, hij stort koud water over mijn knieën. De liefde slaakt een hartverscheurende kreet.

                *


de hemel en andere verhalen


Aarden potten staan in de vierkante zaal; om de hals van de prinses hangen geoliede vogels.

*

De lucht is zacht rood en de vogel, net uit het bed gegooid, is blauw. Het is een hemel als een zaag: Gods snavel boort zich vast in de kast.

*

Het is een duivenlucht, de lucht is molgrijs. Ik ben een en al oog. Paars gromt boven de kraampjes. Het vervolg is rood.

*

Waar zijn de heliconblazers, waar de Chinese bobines? Een staalblauwe hemel legt sterren. Ik trek de gordijnen met de reigerpoten op. Een waterlelie ligt klem in de waterschotel.

*

Dat zou een jong vogeltje kunnen zijn. In de takken hangen de jurk, het keurslijfje en de slangenkop, het hemelsblauw en zijn huig.

*

De lucht is van gerstenat. De tafel is gedekt, een galgele meloen.

*

Midden tussen de sterren is een hemel van blauw pleisterwerk. De vogel richt zich langzaam op. Welk uur viel er in de put? De vechtjas strijkt zijn veren glad. Op de putrand worden je borsten koud.

*

In de kooi van de stilte zit de vogel met het doorgeprikte oog. De zon schenkt zijn vesting in de schedels leeg. Een maagd strijkt neer in een dorre boom. Ze knoopt de capuchon van haar buik open. Er ontstaat een burgeroorlog. De zware vogel der puinhopen is gekomen.

*

De doek van as wordt van de put getrokken. Een lucht van was. Een hemel van vernieling. In de hemel komt de vloed op.


     Vertaling uit het Frans door Laurens Vancrevel.

_______________________________

Le ciel & autres contes van Anne-Marie Beeckman verscheen oorspronkelijk in januari 2014 bij uitgeverij Pierre Mainard te Nérac (Gironde). Ander werk van Beeckman in Nederlandse vertaling verscheen eerder op Het Moment.

Pierre Rojanski is een bekende Franse collagist. Samen met Anne-Marie Beeckman maakte hij in 2015 het boek Imagerie d’Épinal.