RENÉ GYSEN - LANGS EEN KRONKELEND PAD MET AARZELEND LICHT AAN DE EINDER

Niets staat vast. Geloof maar aan iets
De wolkbreuk van twee dagen tevoren – geen andere dan de fameuze wolkbreuk over Antwerpen op zaterdagavond 13 augustus 1966 – heeft de weg ondermijnd. Er zijn daar immers, in de buurt van Berchem-kerk, enorme graafwerken aan de gang voor de Kleine Ring en de aansluiting met de nieuwe Scheldetunnel. Er hebben zich instortingen voorgedaan, veroorzaakt door de overvloedige regen. Pompen konden het werk niet bijhouden en liepen warm. De straatweg werd afgeknabbeld aan de randen. De autobus slaat af en je kijkt uit het raam op een afsluiting en een bordje met pijl: omleiding.
            Deze braakliggende terreinen naast het park zijn je van vroeger goed bekend. Maar alles verandert. De vuile muren van de eeuwige kazerne, waar je broer nog als soldaat van de genie heeft verbleven, werden gesloopt. Voor de gemiddelde toerist konden het best Romeinse ruïnes zijn. In de drooggelegde vestinggracht liggen rossige voorwerpen: bedressorts, fietsen, afgedankte kinderwagens. Heuvels met loopgrachten en een hoogvlakte genaamd Halfmaantje, waarvan je de militaire bedoeling nooit goed begrepen hebt, zijn genivelleerd. Al die veranderingen, die nieuwe eentonige vlakte, accepteer je nog vrij kalm. Dáár ergens – op geen vijftig meter te situeren – liep een lange smalle weg met aan weerszijden een gracht. Je was achttien en je had nooit eerder met een bakfiets gereden, toen je er eens met zo’n tuig over moest.
            De bus rijdt nu een dreef in. Hier vindt het schandaal plaats: de asfaltweg is vervangen door afschuwelijke van nieuwheid blinkende macadam en aan één zijde werden alle bomen gerooid. Een heerlijke, lommerrijke dreef werd een kale straat met uitzicht op de achterkant van een chaotische rij wansmakelijke nieuwe huizen. De catastrofe slaat je met verstomming. Hoe dikwijls ben je zo’n vijfentwintig jaar geleden met je ouders langs hier gestapt op weg naar een bungalow op Oosterveld die je zuster en haar man voor de zomer hadden. En nu de dreef vernietigd werd, blijkt dat ze iets was waar je rotsvast in geloofde - zonder het te vermoeden of er ooit aan terug te denken. Sinds die dagen is de echtgenoot van je zuster in 1944 aan een etterpleuris gestorven, je vader in I951 aan een hartaderbreuk, je moeder in 1965 aan ouderdomskanker. Het graf van de dreef – het graf van het beeld van de dreef dat je koesterde - de dreef is haar eigen kerkhof geworden – voorbij de dreef sloeg je steeds rechtsaf, maar de bus steekt die weg over en rijdt langs het kerkhof van Berchem. Vandaag 15 augustus, moederkensdag, en jij met je vrouw zoals alle brave mensen op weg naar moeder, die begraven ligt op het kerkhof van de gemeente waar je zuster thans woont, net zoals vroeger toch op weg naar je zuster dus.
            De herinnering klaart op. Op een zomeravond werden we in die dreef door regen overvallen. We schuilden zo dicht mogelijk bij één van de dikke boomstammen onder het zware gebladerte. Na een tijd begon het nat door te druppen. Je moeder zeurde, maar jij vond het heerlijk. Tussen de bomen aan de overzijde zag je als in droom op de noodtrap en de achterbalkonnetjes van het toen enige appartementengebouw. De onoverzichtelijke herhaling van steeds dezelfde elementen aan een gewoonlijk verborgen achterzijde gaf het visioen dat irreële droomkarakter dat ik later terugvond in de huizen en openbare gebouwen uit Het Proces van Kafka. Misschien stonden er nog een paar mensen wat verder aan een boom, of haastten zich van de ene naar de andere, met een krant of een aan de hoeken geknoopte zakdoek op hun hoofd, of misschien reed er één van die stijfhoofdige fietsers voorbij, eenzaam en trots, die je in zulk weer steeds ziet passeren. Maar dat is een door mijn verbeelding achteraf aangebracht decor. Het zijn alles bij elkaar maar wat schamele jeugdherinneringen. Je ondergaat echter weer dat bepaalde, onbeschrijflijke klimaat. Je zou van geluk, verwondering, innerlijke vrede en mysterie kunnen spreken. Maar dat zijn slechts vage omschrijvingen. Wie dit leest heeft zijn eigen herinneringen waaruit hij zou kunnen putten. Heeft hij een glimlach om de mond, gaat zijn hart sneller kloppen wanneer hij kinderen hoort joelen, dan heeft hij misschien begrepen waarop je doelt. Het gaat niet om feiten of omstandigheden, maar om de ontroering. Je preciseert: een ontroering waaraan elke begerigheid ontbreekt. Het weemoedig terugverlangen naar het verleden is nochtans bijkomstig, het is een zwakheid waarvan je afstand moet kunnen doen. Belangrijk is de welbepaalde kwaliteit van dergelijke herinneringen. De ontroering die je bedoelt is een gevoel van zuiverheid en belangeloosheid, een begrijpen, een intuïtie, en toch essentieel een geheim. Het is natuurlijk niet onmogelijk de thema’s van je herinnering op te sommen: het onverbiddelijk verlopen van de tijd, de dood en vernietiging, daartegenover de vitale natuur (bomen, zomer, regen). De verbanden: onderweg zijn naar je zuster, gezinsrelaties met grote psychologische betekenis, inzonderheid de drievoudige vrouwelijkheid (moeder, zuster en echtgenote). Zal je toelaten dat woorden, dat verstandige gedachten de realiteit tot een abstractie herleiden waar alleen nog je intellect deel aan heeft? Kan je wat anders vaststellen dan dat het geheim je reeds weer ontglipt is? Dat het je zo diep aangrijpt: je hebt een uur later aan het graf, terwijl je vrouw de mauve en gele bloemen in een vaas aan het schikken was, op je tanden moet bijten. Maar naast de passieve sentimentaliteit was er een serene schoonheidservaring alsof de eeuwigheid je had aangeraakt.

Ik geloof aan de herinnering
Je gelooft aan de herinnering, als interiorisatie van een reëel moment, reëler geworden dan dat moment zelf, omdat ze dynamisch betrokken wordt op het geheel van iemands ervaringen en zijn voorbestemdheid voor bepaalde visioenen met uitsluiting van andere. Het woord herinnering wijst hier slechts schijnbaar uitsluitend naar het verleden. Zoals ik ze bedoel, omvat ze verleden, heden en toekomst tegelijk.
            Er zijn ogenblikken zonder kracht en zonder zwakheid tijdens welke je de wereld zonder bemiddeling van een herinnering uit het verleden op die andere wijze ziet. Een tiental jaren geleden overkwam het je na het lezen van Les Vases communicants. Je liep – toen de laatste bladzijde gelezen was – met je hoofd in de wolken buiten en voelde je als een engel. Dit duurde zeker twee uren lang op een bank onder de lindebomen van de Steenplaats. André Breton had je betoverd. Prachtig weer en het plein vol mensen: wandelaars, spelende kinderen, bejaarden, moeders, krantenlezers op de banken. Meeuwen die over de Schelde scheerden. Regelmatige aankomsten van de Flandriaboten die aan ene zijde van het plein groepen van nieuwe mensen aanbrachten die weer verdwenen. Het enige buitengewone was ten slotte je stemming. Je merkte allerlei op waar je anders overheen kijkt, maar zonder boosaardigheid. Een pruilerig kind met een fopspeen dat een manhaftig speelgoedkarabijn meesleepte: l’enfance d’un chef, zou Sartre zeggen. Hoe het licht een lichaam tot vrouwenlichaam maakt doordat het zich uiteraard op verheven plaatsen legt. Een paar jaar later had je opnieuw de ervaring van die stemming, toen je op de Groenplaats naar duiven zat te kijken. Bij een oude man, die ze voerde, kwamen ze op de armen, de schouders en zijn hoofd zitten. De oude man voelde zich belangrijk en daarom keek je daarna naar de duiven op de grond: hoe de hals beweegt, terwijl ze pikkend van de ene plaats naar de andere lopen. Het was of je dat voor de eerste maal werkelijk zag. Dat betekent heel nuchter dat je ze sindsdien zó, wanneer je maar wil, je voor de geest kan roepen, terwijl je dat tevoren niet kon. Een klein jongetje kwam aanlopen met een hoogrood gezichtje van opwinding. Het trappelde achter de duiven en hield in zijn handen graankorrels die tussen zijn vingers glipten. Het wou naar de duiven graaien, wat zijn grootmoeder deed schrikken en bijna verontwaardigde. Ik geloof dat de fascinatie en de vreugde van het jongetje fundamenteel dezelfde waren als de mijne. Geen minuut later viel het je op hoe het tikken van vrouwen op hoge hakken overeenkwam met het regelmatige pikken van de duiven, terwijl tevens de dubbele beweging van het golvende rollen dat van de heupen vertrekt beslist verwant was aan het ritmisch samengaan van het reikhalzen en de staartbeweging der duiven. De zinnelijkheid van het gretig voedsel oppikken beantwoordde aan het gulzige verlangen van de vrouwen zoals het gesuggereerd werd door de uitgesproken zinnelijkheid van haar vormen. De erotische gedachte die aan het beeld deel had bleef onschuldig, hoewel je je natuurlijk goed bewust was van de betekenis ervan. De euforie werd bepaald door de ervaring van een uitverkoren moment tijdens welke ver uit elkaar liggende wezens op verborgen wijze verbonden bleken te zijn. Voorrang kreeg het gevoel van een kosmische solidariteit waardoor juist zulke ongewone verbanden, als daarnet aangestipt, worden opgemerkt. Dit is nog min of meer begrijpelijk, redelijk bijna. Maar wie zal je verklaren waarom een effen, fris groene weide, die zachtjes hellend een hoek uitsnijdt in een bos van tamelijk hoge bomen, waarachter de zon over een uur zal wegzinken, je met verstomming slaat, waarom je nadat je op een namiddag een wandeling maakte in een woud van de Ardennen dagen na elkaar droomde van de open plek waar je plots was op gestuit en waar het gras groeit tot op borsthoogte. Waarom wordt je wanhoop kalm als je in een varend bootje zit en je hand in het water kan houden? Van die aard zijn de simpele indrukken waaraan je blijkbaar meer geloof hecht dan aan je eigen overtuigingen.

Realiteit als opvatting van realiteit
Het is de uitdrukking van een bepaalde realiteitsopvatting. Wat algemeen voor reëel gehouden wordt, zoals feiten, concreet aanwijsbare personen, zaken, omstandigheden, vaststellingen op grond van controleerbare gegevens, is voor jou minder reëel dan het niemandsland waar deze nuchtere werkelijkheid samensmelt met de droomwereld van je huisgeesten, persoonlijke spoken en verafschuwde demonen waaraan je gehecht bent. Een domein waarin je geen mens meer bent en nog geen god, maar halfgod, faun of blonde held, Helleen met het aangezicht van Apollo. Het toeval, het absurde, het verwisselbare van de ons omringende wereld zijn uit dat geprivilegieerd gebied gebannen en de natuurlijke chronologie betekent er even weinig als de opeenvolging doremifasollasi in een partituur.
            Een paar weken geleden kwam zelfs de vraag in je op of je nu echt verleden jaar bijna zes weken in Californië verbleven had. Onredelijke twijfel, want het pakje kleurenfoto’s dat je van de reis meebracht lag op nog geen twee meter van je in de kast. Het ging trouwens gepaard met de heldere voorstelling van straten waar je geweest was. Maar het ging ook samen met een bepaald gevoel: weer in Downey, Montebello, Hollywood of Santa Ana te zijn en dat het helemaal niet wonderlijk was. Niet dat het een mislukte reis is geworden, niet dat het aan interessante, ontroerende, dramatische momenten ontbrak, maar dat het allemaal even goed hier of eender waar op de wereld had kunnen gebeuren. Daarom niet op dezelfde manier, maar even vol of leeg van betekenis.1
            Iedereen verwachtte dat je een reisreportage zou schrijven over de States, maar je kon er zelfs niet over vertellen dan met plotse eruptieve opwellingen. Van eerst af wist je dat je veel moest vergeten en laten bezinken. Eerst later met het moeizaam opdelven uit de herinnering zal je Amerika ontdekken. Eerst door de realiteit scheppende herinnering zal je de reis naar Californië maken die in 1965 heeft plaatsgehad.
            Je gelooft in Xing. Je gelooft in de verenigde staten van je herinnering. Xing is niet de naam van een nazaat van Chinese inwijkelingen, maar een woord dat je ginder voortdurend in grote witte letters op straatwegen aantrof. Je noteerde het de eerste keren automatisch zonder dat het volledig tot je bewustzijn doordrong. Er was dadelijk alweer zoveel anders te zien. Voor je het besefte, begon het je te obsederen. Het intrigeerde je op bijna irriterende wijze tot je je niet meer kon inhouden en midden in een gesprek abrupt naar de betekenis informeerde. Twee Amerikanen tegelijk antwoordden glimlachend dat het gewoon cross-ing beduidde, an x is a cross, you know. Jawel, Bill & Bill, maar het teken behoudt zijn magische kracht als iets dat in een niemandsland tussen verstaanbare en onverstaanbare taal staat. Je verdedigt je met een woordspelletje: xing the ocean for the sake of xing. Niet voor: bij avond in Los Angeles aankomen en aan de eindeloze verlichting merken dat die stad zelfs vanuit een vliegtuig op 3000 meter hoogte niet in haar hele lengte te overschouwen is. Betekende het zoveel meer dan een foto over de gehele pagina van Life magazine met slogan van een handig copywriter? Dit zicht op rustiger wijze genoten van op een heuvel van Palo Verde en je laten charmeren door een panorama voor verlokkelijke reisfolders. Dat waren de soort merkwaardigheden die je verwachtte, die iedereen verwachtte dat je zou meebrengen. Groeit de omzet van zichtkaarten niet elk jaar aan, miljoenen kaarten over de hele wereld met vertraging besteld aan verstrooide kijkers. Maar Xing? En de merkwaardige zachtheid van het kraantjeswater dat je soms minutenlang over je handen liet lopen om je te verbazen over het verschil met het hardere, scherpere water dat je thuis gewoon was. Water zo licht als het belletje in mijn oor van het geschreven woord xing.

Dear John
Dear John, je hebt me logies gegeven, me voorgesteld aan Je vrienden, me in hun huis begeleid, je hebt me rondgereden in je airconditioned Thunderbird, verlengde weekends aan je baas gevraagd, die ongaarne werden toegestaan, om me Laguna Beach, San Francisco, Catalina, Tijuana, Hollywood, Las Vegas te tonen, het heeft je nog een bom duiten gekost ook. Iedereen, Shirley incluis, had een gunstig vooroordeel over me en wie anders dan jij had daarvoor gezorgd. Je hebt je hersenen gepijnigd om elke vrije dag een nieuwe attractie me te vinden, je hebt zelfs voor me gekookt om het menu eens een dagje Belgisch te maken. Je badkamer, je ijskast, je bar, je televisie, je lp’s, je flesje medicijn tegen diarree en twee jaargangen van Playboy behoorden me go-go toe – die onbeperkte generositeit was een teken van je mannelijkheid en onafhankelijkheid. In Las Vegas, de waanzinnigste stad ter wereld, waar je vergeefs wachtte op mijn verstomming, kon je na twee dagen niet langer zwijgen en je vroeg me opeens hoe ik daar met zo’n gezicht kon zitten of ik dat allemaal dagelijks op mijn boterham kreeg, terwijl nergens ter wereld zulke luxueuze hotels, zo'n concentratie van unieke speelholen, zulke big shows met zoveel mooie meiden kunnen gevonden worden, terwijl de Amerikanen zelf je met een mengeling van respect en blijde verrassing aankijken als je kunt zeggen dat je daar geweest bent. Je kunt dus nog naïef zijn, John, want het grootste mirakel was jou in levenden lijve weer te zien na elf jaren bestaan via brieven, postkaarten en bandopnamen en dat het leek of ik je niet langer dan de dag tevoren voor het laatst ontmoet had. Niets was veranderd, alsof we opnieuw vooraan in de twintig waren. Dat betekent dat terwijl zovele goden en halfgoden van het voetstuk waren getuimeld waarop ik ze elf jaren geleden nog plaatste, jij de proef van zovele jaren nieuwe ervaringen en toegenomen kritische zin doorstond alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Dat alles wordt samengevat in één beeld: hoe je daar stond, verwonderd, toen ik om middernacht van 14 oktober 1965 toch nog bij je thuis arriveerde met acht uur vertraging: duizenden mijlen daar vandaan had een dag vroeger een vliegveld in de mist gelegen. Je had me aan Los Angeles Airport vergeefs opgewacht en nu stond ik daar opeens in bloedeigen persoon in je bloedeigen woonkamer. Er was koelbloedigheid en geluk voor nodig geweest om het zo goed te laten verlopen toen ik na een vermoeiende en opwindende reis ten slotte helemaal alleen op een laat uur in een volslagen vreemde stad stond met twee zware reiskoffers als ballast. Het was als een plotse ingeving: hoe hulpeloos ik me ook voelde, hoe afhankelijk ik gewoonlijk ook ben, het zou prachtig zijn als ik helemaal alleen tot je huis geraakte en daar onverwacht voor je deur stond met links een reiskoffer en rechts een reiskoffer. Er reed een limousine naar Santa Ana waar ik twee enerverende uren moest op wachten. We arriveerden met nog drie passagiers op een verlaten, slecht verlichte plaats. Er stond daar tot mijn geluk één taxi te wachten waarop ik gauw beslag legde. De lange vliegreis over de oceaan via het Noordpoolgebied, nadat ik in Londen mijn vliegtuig met directe bestemming Los Angeles niet had kunnen halen en onverwacht in Chicago belandde, waar ik mijn weg zocht naar het gebouw, daarna de gang in dat gebouwen daarna de gate in één van de gangen van één van de gebouwen, en dan een uur wachtte op de binnenlandse vlucht naar L.A., het twee uren wachten op de limousine voor Santa Ana, het zoeken van de taxichauffeur die via een bijna onverstaanbare microfoon inlichtingen kreeg vanuit een centrale waar ze hem de juiste weg voorzegden, maar in het donker op een paar straten van je adres toch nog miste en ten einde raad aan een huis belde en naar East Stafford vroeg, al die incidenten, verwachtingen, opwindende uren van de langste dag sedert jaren, culmineerden in het beeld van jou in pyjama, en Shirley in pyjama, in die woonkamer waarvan één muur door een spandoek was bedekt waarop in grote letters: Welcome to California René Gysen, en daarnaast broederlijk verenigd een Belgisch en een Amerikaans vlaggetje. Je bent reclameschilder of je bent het niet. John, het is zo klaar als een klontje dat die indruk machtiger was dan die van het spektakel in Las Vegas’ own Stardust, waar een echte trein op de scène reed, waar het ene ogenblik halfnaakte girls rondliepen en het andere op geschaatst werd, machtiger dan van de Golden Gate Bridge en zelfs de topless shows van North Beach in het geliefde San Francisco, machtiger dan het zicht boven op de heuvel langsheen de eindeloze dalende rijen in de diepte naar het podium van Hollywood Bowl. Wat konden me de met koper in de plaveien van Hollywood Boulevard geslagen namen van beroemde movie stars schelen, terwijl ik ondervond dat a friend is a friend is a friend. De afstand tussen droom en werkelijkheid was uitgewist. Amerika bestaat echt.

Lezen is schrijven is zich herinneren is leefbare realiteit scheppen is zich als persoon handhaven
Zou je hieraan nog met zoveel concentratie hebben teruggedacht als je je niet voorgenomen had deze geloofsbrieven te schrijven? De hele onvergetelijke Amerika-reis, waarvan je reeds langer dan een jaar tevoren vol was en waar je alles op afstemde, was in werkelijkheid nog slechts een lichtgekleurde, vormloze nevel ergens in je achterhoofd. Met inspanning dwing je de beelden weer op te duiken. Met woorden houd je ze vast. De onvolkomenheid van de beschrijvingen verplicht je op zoek te gaan naar nieuwe details. Een panorama begint zich te ontvouwen waardoor de herinnering reëler wondt. Je bent al schrijvend weer in de verenigde staten op de wijze dat je er in een droom zou kunnen zijn met een gevoel dat je er echt bent. Je huidige omgeving, een toevallig en storend element, is absurde realiteit, want je leeft in de zinvolle wereld die je woorden opnieuw voor je veroverd hebben. Go west, young man, go west. Het eindproduct dat al dan niet publicabel is kan buiten beschouwing gelaten worden, want het schrijven zelf heeft reeds die magisch aandoende werking waardoor je de toevallige realiteit om je heen ruilt voor een geordende waarin je beter kan leven. Is er wel zo’n essentieel verschil tussen je lezen vroeger en je schrijven nu? De onvergetelijke boeken van meer dan tien jaar geleden: De Dubbelganger, De Demonen, De Gebroeders Karamazov, Le Rouge et le Noir, Het Proces, Amerika… deden ze je niet een werkelijkheidszin weervinden die in gevaar kwam door de soms vreselijke, meestal banale ervaringen die je als jonge volwassene te verwerken kreeg:
            1ste je beëindigde je athenaeumstudies in I944, vier weken voor het einde van de bezetting, die gevolgd werd door zes maanden bombardementen op Antwerpen, de nog geringe hoop op universitaire studies werd daardoor definitief de kop ingedrukt, je ouders waren door de oorlogsjaren trouwens financieel en moreel uitgeput. Na zes jaren wiskunde, fysica, scheikunde, biologie, geschiedenis, aardrijkskunde, Nederlandse, Franse, Engelse en Duitse literatuur: zeven jaren borderellen en ambtelijke stukken letterlijk overtikken en elke maand dezelfde kwitanties schrijven. Het stompzinnige administratief werk waarmee je je brood moest verdienen heeft je gedwongen je als schrijver te affirmeren om je persoon voor de ondergang in een niet-gedifferentieerde collectiviteit te redden. De eerste manifestatie hiervan was je verzet tegen oudere collega’s die je bazen waren. De eerste fase eindigde ermee dat je met je voeten boven op je bureautafel werkte om je chef te provoceren. Je werd overgeplaatst en dat was het begin van een langzame emancipatie.
            2de drie jaar hospitalen, zieken, dokters; de vervreemding van je eigen lichaam.
            – je bent pas twee dagen in het hospitaal: s morgens vroeg open je de deur van het enige wc, er zit een dode op;
            – de man in het bed naast je is al elf jaar gehospitaliseerd, een andere aan de overkant al achttien jaar, schuin over jou ligt een oude man met riemen vastgebonden, hij is zijn zinnen kwijtgeraakt;
            –.als iemand gaat sterven wordt er een paravent om zijn bed gezet, dat gebeurt gemiddeld om de tien dagen op een zaal van een dertigtal bedden;
            – je wordt op een berrie gedragen;
            – de dokter heeft vijf seconden per dag per zieke, dikwijls slaat hij JE over;
            – je loopt maanden in pyjama, je kleren zijn ergens weggesloten, vele zieken dragen een linnen broek en vest van het hospitaal;
            – je moet door de sneeuw naar bad omdat de gang door een rusthuis voor ouderlingen voert die bang zijn voor besmetting;
            – er wordt een darmpje in je zij gestoken. Je zal het vijftien maanden behouden, daarna is de wonde een fistel geworden;
            – er gorgelt wat in je luchtpijpen, het is iets warms en je spuwt bloed;
            – je behoort tot een sociale onderlaag van onbekwame invaliden met gevaarlijke adem, wezen, boeven, vreemdelingen, landlopers, aan lager wal geraakten, mislukkelingen, debielen, uitgeleefden, waartussen werklieden en boerenjongens reeds een betere stand vertegenwoordigen en de paar bedienden als heren worden beschouwd. Dokters en verpleegsters zijn onvoorwaardelijk je bazen. Het reglement is een tuchthuisreglement;
            – na tweeënhalf jaar drie operaties. Van negen ribben wordt een stuk afgezaagd. Je borst is aan de hele linkerzijde verminkt;
            – na drie jaar ben je hersteld, niet genezen;
            – het is definitief: je moet door het leven met een lichaam dat je op elk kritiek ogenblik kan verraden.
            3de de moeilijke, onbevredigende seksualiteit als gevolg van sociale, fysieke en psychische remmen.
            – je hebt je drie jaar onthouden omdat je aan een besmettelijke ziekte leed;
            – je bent jong van jaren, maar je bent vergeten wat zorgeloze blijheid is. Je kan niet met meisjes van je leeftijd praten: het is allemaal zo onnozel. En ouderen trekken je niet aan, want je wilt weer aanknopen bij de tijd vóór je ziek werd. Door het vreselijke dat je beleefde en zag, verloor je seksualiteit alle onschuld. Het bewustzijn van dood en vernietiging hebben je gemerkt. Paradoxaal genoeg zal het Sade zijn die je jaren later daar overheen helpt;
            – je kan niet lopen en niet snel stappen, niet aan strandspelen meedoen, je mag niet gaan zwemmen, het is je verboden je borst en je rug aan de zon bloot te stellen, je kan geen te steile heuvels of trappen beklimmen zonder je onmacht ten toon te spreiden, sommige dansen gaan je krachten te boven, je kan niet te veel drinken, je mag niet te laat opblijven en de fut is er toch gauw uit na middernacht, je bent loom, traag en slaperig, wanneer je opgewekt en welbespraakt zou moeten zijn, je moet dat allemaal zoveel mogelijk verbergen en je kan aan de meisjes niet verklaren waarom je soms zo onverklaarbaar flauw doet;
            – je gaat met een onervaren meisje naar bed en na een nauwelijks gelukte coïtus, zak je bijna door je benen. De hele weg heb je het gevoel op rubber te lopen;
            – vele goed begonnen kennismakingen blijven half voltooid, lopen uit op een sisser omdat je fysieke krachten op zijn, door plotse depressies, doordat je s anderendaags nodig moet rusten, door trots en onzekerheid;
            – je bent wanhopig verliefd, je liefde wordt beantwoord en toch blijft de jonge vrouw weigerig. Ze weet van je ziekte en dat lijkt de aannemelijkste verklaring voor haar houding;
            – je kan een vrouw niet in je armen dragen, je kan met je verminkte borst niet naakt rondlopen, je moet te grote opwinding vermijden waardoor je hart te snel zou gaan kloppen en je buiten adem geraakt en tot niets meer in staat, al wat een hevige inspanning eist moet je laten, je moet jezelf de hele tijd controleren en mag je nooit helemaal laten gaan, de coïtus is niet alleen een genoegen, maar ook een taak die je zo goed mogelijk volbrengt om niet minder te zijn dan de anderen.
            Een zekere onontbeerlijke tonus dreigde in te zakken, maar de literatuur gaf je hem weer, redde je van de definitieve melancholie. Je vluchtte niet in de boeken, nee, ze gaven je de smaak weer van een werkelijker leven dan het absurde waarin je was verzeild geraakt. Je vergiste je nog: je dacht dat het er op aankwam het te beleven, d.w.z. buitengewone dingen te beleven. Slechts langzaam is de rotsvaste overtuiging gekomen dat jijzelf een willekeurige omgeving, een willekeurige situatie, een willekeurige herinnering door bewustzijn kon vormen tot die acceptabele, zinvolle realiteit die je in boeken had leren kennen. Op die wijze ben je van lezer een schrijver geworden. Je bent de tegengestelde weg van de schizofreen gegaan: geen regressieve vlucht in een taal realiteit, maar het vergroten van je greep op de realiteit die zich niet meer aan je opdringt zoals zij wil, maar in kwade ogenblikken haar verborgen charmes moet prijsgeven en in de euforie haar verraderlijkheid onthullen. Zo word je minder angstig, zo wordt op uitverkoren ogenblikken een verwonderd herkennen mogelijk dat niets anders is dan liefde Niet meer alleen in onverhoopte, gelukkige uren als toen op de Steenplaats of op de Groenplaats toen je naar mensen en dieren keek. Maar door je wil, op een krachtiger wijze, met een innerlijk gevoel van mannelijke bevrediging en met een pal staan voor het lelijke, schandelijke en verschrikkelijke dat tegelijk bestaat. Het spreekt vanzelf dat door deze ordening, waarbij je je realiteit oplegt aan zelf gekozen materiaal, terwijl dit materiaal anderzijds niet fantastisch is, maar reëel behoort tot je existentie, dat daardoor verleden, heden en toekomst in één punt samenvallen. Dit prachtig welslagen gaat echter gepaard met een even duidelijk besef van je voortdurend falen. Steeds opnieuw word je teruggeworpen op je onvolkomenheid, grofheid, onnauwkeurigheid en ijdelheid. Vandaar de voortdurende noodzaak je te bezinnen over armen, uitgestotenen, zieken, krankzinnigen, ellendigen, boosdoeners, wellustelingen, en wel zo dat je je tot hen voelt behoren. Tot hetzelfde nederige bewustzijn behoort het opmerken van bijvoorbeeld kleine vlekjes op de stenen vóór de witte bak van een wc. Die niet te vermijden nadruppeltjes van mannen lijken je noch vies, noch onkies, maar een humoristische revanche op de wrede smetteloosheid van sanitaire instellingen, waardoor – vind je – onze maatschappij een onechte menselijke waardigheid wil suggereren. Die waardigheid bestaat volgens jou veel meer in het accepteren van zulke kleinmenselijke details. Elk menselijk spoor verdient het ons belangstelling of afkeer in te boezemen, maar de koele hygiëne waarmee de moraliteit van beschaafde lui het uit het bewustzijn wil bannen is een vernietiging uit haat voor de ootmoed van het menselijk spoor. Zo vind je menstruatie2 in eerste instantie vies, zoals iedereen, maar in tweede instantie van een gecompliceerde schoonheid. Het hart spreekt zich uit ten gunste van de vrouw, die voor haar bestemming moet betalen met een maandelijkse wonde en bezoedeling, maar de zinnelijke indrukken bestrijken een waaier van liefde tot sadisme. De diepe overtuiging dat je essentieel zoals de minsten bent, is de noodzakelijke voorwaarde voor de zuiverheid van je elan, wanneer je op mannelijke wijze de beangstigende, door niets te rechtvaardigen wereld tegemoet gaat met de wil een lucide, serene en gelukzalige realiteit te scheppen. De solidariteit die niet sentimenteel, romantisch, ideologisch, humanistisch of idealistisch is, erken je dus als een objectieve en fundamentele voorwaarde voor je eigen bestaan. Natuurlijk verraad je voortdurend die solidariteit: uit zwakheid, egoïsme, atavisme. Ook zij moet telkens veroverd worden met de middelen waarover we beschikken. Het gemeenschappelijke lot neemt zonnige vormen aan in de vriendschap. Altijd heb je vrienden gehad. Om alle dubbelzinnigheid te vermijden, sluit je op deze bladzijde de literaire vrienden uit. Ik noem dus om het genoegen die geliefde voornamen samen in druk te zien: Bert John Theo Simon Miloud Jef. Als je niet de jarenlange ervaring van vriendschap had, zou je de moed niet hebben de algemene solidariteit als moeilijk te bereiken doel voorop te stellen. Want je voelt eerlijk gezegd weinig natuurlijke belangstelling voor de meeste mensen: je staart naar middelmaat, domheid, schijnheiligheid, onbewuste gemeenheid, pretentieus fatsoen. Op die absurditeit poog je aarzelend je methode van bewustwording toe te passen om ze aanvaardbaar te maken. (Dikwijls probeer je natuurlijk helemaal niets, weggezonken in de brij van je lusteloosheid. Alleen voor kinderen, weerlozen, vernederden en beledigden ontstaat spontaan je sympathie. Dit wil zeggen, je tederheid sluit een wrede blik niet uit. Het complexe beeld van verwarring en tegenspraak dat je hier, ingaand op je eigen verklaringen, schetst, kenmerkt de menselijkheid waarvan je houdt. Anderzijds lijkt niets je boosaardiger dan het gladde, reine, onvermengde, rechtlijnige. Alleen het licht en de wind mogen zuiver zijn. Deze wirwar van gegevens over wat je gelooft te geloven als voorbeeld onder andere waar je nu niet aan denkt, maar die zeker een zelfde kleur of tonaliteit hebben en tot een zelfde samenhang behoren.

Onze realiteit is teken van realiteit
In wat voorafgaat heb je met een zekere eenzijdigheid de nadruk gelegd op het feit dat je het objectief materiaal, in het bijzonder het materiaal dat in de huidige ruimte en tijd op toevallige en willekeurige wijze aan het veld van je bewustzijn staat opgesteld, poogt aan een controle, bewerking en verwerking te onderwerpen. Het eindproduct is dan wat je realiteit noemt. Dit zou de schijn kunnen wekken dat volstrekte prioriteit wordt gegeven aan het min of meer droomachtig aspect van deze realiteit. Je bent inderdaad sterk doordrongen van het feit dat de objectieve realiteit iets is dat niet louter als een van buiten ons komend gegeven door ons herkend wordt, maar door het feit van ons ingrijpend bewustzijn zich als een teken van dat buiten ons gegevene, dat niet rechtstreeks waarneembaar is, aan ons voordoet. Het bewustzijn van een realiteit gebeurt dus op een punt waar de buitenwereld en wijzelf samenvallen. Dit punt is beweeglijk. Reeds in I959 vond je in een reeks opstellen van Asger Jorn de bevestiging van je intuïtieve overtuiging. Jorn legt op p. 112 van Pour la Forme uit dat de nieuwe domeinen van wetenschappelijk onderzoek niet meer toegankelijk zijn voor rechtstreekse zintuiglijke confrontaties. De wetenschapsmensen doen beroep op de bemiddeling van door instrumenten aangeduide reacties, fotografische opnamen, radar enz. Daardoor ontstaat een probleem: in hoeverre geven de instrumenten aan wat buiten het vermogen van onze zintuigen valt en in hoeverre beginnen de instrumenten de feiten te beïnvloeden en de waarnemingen te vervalsen. Het is te voorzien, zegt Jorn, dat de wetenschapsmens er zich bij zal dienen neer te leggen dat zijn instrument ‘un moyen daction sur un objet’ is geworden. Het zwaartepunt wordt dan van de gedesinteresseerde waarneming verlegd naar de actie op het voorwerp van onderzoek. We citeren opnieuw Jorn: L’instrument nest que le signe d’un intérêt ou d’un sujet qui le dirige vers un objet. En op p. 116: Dans le nouveau langage, conforme à une conception scientifique, le sujet c’est l’intérêt humain, et ce qui fait de l’objet un sujet est l’intérêt que cela peut avoir pour celui qui l’observe. La transformation des objets en sujets est l’activité artistique. Je onderscheidt twee wijzen in de omvorming van object in subject: 1ste het bemiddelend instrument grijpt in het object in en beïnvloedt of wijzigt het, 2de het bemiddelend instrument bepaalt de vorm en de wijze waarop het object zich aan ons voordoet en heeft dus invloed op de vormgeving van het teken dat voor ons uiteindelijk de realiteit is. Zelfs wanneer we alleen de tweede interventie in beschouwing nemen, geldt voor zintuiglijke waarnemingen hetzelfde als voor deze door bemiddeling van wetenschappelijke of andere instrumenten. Elke zintuiglijke waarneming heeft immers ook haar eigen specificiteit: bliksem zien en donder horen, voedsel betasten, ruiken of smaken. Het door Jorn met betrekking tot extra sensoriële waarnemingen vastgestelde proces, breid je dus uit tot alle waarnemingen en om analoge redenen tot alle bewustwording. De hier uiteengezette realiteitsopvatting steunt dus niet op een voorkeur voor fantastische literatuur, maar op overwegingen als gevolg van het moderne wetenschappelijke onderzoek.

Realiteit door het vergeten van het teken voor realiteit
Je kan nu je realiteit van de andere zijde benaderen. De realiteit is geen loutere schepping van je geest, maar ontstaat uit de rijke chaos van de wereld. Spoken hebben geen inhoud en het bewijs daarvoor is dat men ze pleegt voor te stellen in witte gewaden waar je doorheen kan stoten. Ze zijn eigenlijk een grove nabootsingen van het licht waar men ook zonder meer doorheen wandelt als was het leegte of bestond het niet, maar dat anderzijds de conditio sine qua non is van visuele waarnemingen. Nu zijn zintuiglijke waarnemingen nog steeds het meest gebruikelijke middel om de objectieve wereld te verkennen, terwijl ze als natuurlijk middel associatief verbonden zijn met de oudste, elementaire basiservaringen. Onder de zintuigen is het oog dan wel het meest gedifferentieerde. Maar spoken behoren tot het angstwekkende halfduister waarin ze verschijnen als onvatbare, wazige menselijke gestalten. De duidelijke wereld in het volle daglicht stoot je geesten af, werpt er een indifferente wal van nuchterheid tegen op. Door die beveiliging wordt de wereld banaal. Vandaar de behoefte aan originele waarnemingen, het voorheen niet opgemerkte, verwaarloosde detail, aan het nieuwe, voorheen niet gekende, de nieuwe samenhangen die alles in een nieuw verband plaatsen, het uitzonderlijke en zelfs het zonderlinge, aan nieuwe methodes, gezichtshoeken, benaderingswijzen, aan dat wat – meestal op morele gronden – werd verworpen, afgekeurd, niet in overweging genomen. Een paradoxaal gevolg daarvan is dat je de belangstelling voor banale objecten beaamt zoals die plastisch in Pop Art, Nieuw Realisme en de Nul-Zerobeweging of literair in de gedichten en documenten van de Nieuwe Stijl tot uitdrukking komt. Het komt er wellicht op neer dat een zekere vervreemding het banaliseren van de realiteit voorkomt: je lokt je spoken. De vervreemding verkrijg je door uiteenlopende middelen: door reizen in het buitenland, maar ook door wandelden in onbekende straten van je geboortestad; door occasionele wetenschappelijke lectuur; door film en zeldzame geslaagde televisieprogramma’s; door de plastische kunsten die je helpen dat te ontdekken waarvoor je blind was; niet door alcohol of narcotica, maar je kent de speciale toestand waarin men geraakt door lichamelijke uitputting; je had ook het gevoel reëler te leven op dramatische ogenblikken van ongewoon grote intensiteit, gekenmerkt door snelle beslissingen en koele zelfbeheersing, maar ook door het bitter genoegen ondanks alles vol te houden en niet in paniek te geraken.
            De spoken moeten het je vergeven dat je van alle hout pijlen wilt snijden: van financiële en economische dagbladartikels tot de zakelijke uitleg van de loodgieter die een badkamer in je woning installeert. Ik geloof dat het nuttig is dagelijks in de krant te kijken. Zelfs de gebroken-armen-en-benen-rubriek moet bewijzen dat wat eergisteren waar was, het ook nog gisteren was, misschien wordt er vandaag helemaal niets gebroken. Je stelt vast: er wordt nog gemoord. Dat heeft twee betekenissen: je bent een potentiële moordenaar en een potentieel slachtoffer. Je spoken worden er reëler van. Je laat je beladen met buitenlandse berichtgeving, je tracht de leugens en de tegenspraak te ontcijferen, je vergelijkt met wat je met eigen ogen zag en wat je je nu weer herinnert. Je verbeelding tracht de menselijke realiteit van Vietnamezen, Congolezen, Amerikanen te herscheppen, wat je verplicht de eigen lokale bijkomstigheden op te geven voor feiten met universele betekenis die je vreemd genoeg alleen kan vatten in de vorm van lokale bijkomstigheden van elders. Je geloof in de noodzaak om objectieve en nuchtere informatie te winnen is zeer groot. Nota’s voor blanken alleen3 bestaat uit notities die alle berusten op door mij geziene objecten, feiten, handelingen, situaties die ik echt heb meegemaakt, woorden die letterlijk zo gezegd zijn (behalve dat ik Engelse zinnen vertaalde), berichten die ik met taalfouten en al uit een krant heb overgenomen, beursnoteringen die deze zijn van een bepaalde dag in 1964. Op bijna bijgelovige wijze heb je de literaire realiteit willen verbinden met de feitelijke. Het blijkt een utopie te zijn natuurlijk. Een andere werkwijze is die van het hoofdstuk uit Grillige Katbleen4 waarin twee meisjes door het centrum van het niet bij naam genoemde Antwerpen wandelen. Daar het om een wandeling van meisjes ging, had het uiteraard geen zin een overeenstemming met persoonlijke herinneringen te betrachten. Een andere zin drong zich op: een wandeling zoals iedereen die kan maken. Anderzijds dat noemen wat jonge meisjes opmerken, zodat de wandeling als het ware een spoor is door twee gewone jonge meisjes in de stad achtergelaten. Het gevaar voor banaliteit werd enerzijds afgewend doordat de in taal weergegeven stad reeds een zekere vervreemding meebrengt, anderzijds door de keuze als personages van Geraldine en Kathleen die door geslacht en leeftijd gemakkelijk in de belangstelling blijven, ten slotte door het inlassen van details die iedereen wel eens opmerkt, maar even snel weer vergeet, bijvoorbeeld de verkleuring van arduin in de omgeving van de koperen mond waaraan men een waterslang kan koppelen, of het verspringen van de schittervlakken van venster tot venster als men aan de overkant van de straat voorbij wandelt. De inspanning die je moest leveren om je de nochtans zo goed vertrouwde omgeving in herinnering te brengen en om voldoende niet banale details te vinden had niet tot gevolg een reconstructie van de stad zoals ze voor de bezoeker gegeven is in haar fotografische banaliteit, maar het ontstaan van het beeld van een droomstad die reëler was dan de fotografische.
            Het laatste hoofdstuk van Herinneringen van een jonge kerkvorst5
eindigt met de dubbele vraag: Waar is nu de Ridder? Waar is Oswald? Daarmee heb je erop willen zinspelen dat met het einde van een boek de personages uit de gezichtseinder van de lezer verdwijnen. Wat duidelijk in zijn herinnering overblijft is een aantal stereotiepe beelden die thuishoren in het gemeenschappelijk arsenaal waaruit we door gemakzucht doorgaans putten. Daarom gaat aan bovenstaande vragen naar de twee verdwenen hoofdpersonages on het boek een beschrijving van de bijkomstige personages uit Oswalds omgeving vooraf, die als types de gemeenschap vertegenwoordigen waarmee we wel blijven opgescheept. Een boek moet vergeten worden opdat het opnieuw kan geschreven worden. Ik geloof aan de noodzaak al wat voorafgaat en vastgelegd werd en dat een gesloten systeem vormt nu te verwerpen en grondig te vergeten. Eerst dan kan ik het door moeizame herinnering en met de spookachtige belichting van dat toekomstige ogenblik opnieuw als voor de eerste keer ontdekken en er aan geloven. Anders gezegd, dit geschrift als terugblik op wat je was moet je vergeten om het te maken tot een voorontwerp van wat je zal worden. Het stelt vast wie je nu bent, nazomer 1966.

noten
1 Ik moet er op letten geen misverstanden te kweken. Ik ben hoegenaamd niet de pseudo-dichterlijke knaap die wenst te vergeten dat hij ervoor moet zorgen dat hij een biljet kan betalen, wil hij de vliegreis Brussel-Los Angeles maken. Geen woord wordt hier verzonnen om de bellettrie een handje toe te steken. Wie het voor romantisch of sentimenteel gezwam houdt, of hysterische exaltatie, is helemaal naast de kwestie of hij nu in romantiek, sentimentaliteit of exaltatie behagen zou scheppen of niet.
2 Lezers die dit voorbeeld onsmakelijk vinden, moet ik de vraag stellen waarom een dergelijk interesse vanuit een wetenschappelijk (bijv. medisch) oogpunt toelaatbaar zou zijn, maar niet vanuit een artistiek (bijv. literair) oogpunt. Durven ze volhouden dat alleen nuttigheid de preoccupatie kan rechtvaardigen?
3 Nota’s voor Blanken Alleen werd gepubliceerd in Komma, 1ste jg., nr. 1, en staat ook in de verzamelbundel De Blauwe Noot (uitg. Sonneville, Brugge, 1967).
4 Dit hoofdstuk met de eindeloze titel The Birds Kathleen Geraldine Light Neon Town Sex O-Kay verscheen in Komma, 1ste jg., nr. 3. Het boek Grillige Kathleen is een uitgave van Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1966.
5 Met deze novelle van 88 pagina’s sluit het boek Processie All Stars (uitg. Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1964).
___________________________________
Bovenstaande tekst verscheen in 5 Geloofsbrieven, een boekaflevering van het tijdschrift Komma uit 1967. Hier en daar is de spelling licht aangepast. Voor verdere informatie over René Gysen en eventuele rechthebbenden zie: http://magazinehetmoment.blogspot.nl/2016/02/rene-gysen-verwarringen-regen-een.html